Monday, May 20, 2013
Gooise Onroerende Zaak Belasting 1632 - 1806
Het Hollandse belastingsstelsel bestond , onder andere, uit een voorloper van de huidige Onroerend Zaak Belasting. Deze zogenaamde Verpondingen werden ingevoerd in 1632 en bleven van kracht tot 1806. In de Verpondingskohiers staan: 1) De naam van de belastingbetaler. 2) In veel gevallen de naam van de vorige huiseigenaar. 3) De verpondingsnummers van de gebouwen met daarachter het verpondingsbedrag. 4) De belastingaanslag voor een woning bedroeg meestal de huurwaarde van 1 maand, windmolens werden zeer hoog aangeslagen. 5) Akkers en weiden met oppervlakte, aanslag en vaak de veldnaam. VERPONDING ONROEREND GOED IN HET GOOI In de 17e en 18e eeuw was een deel van de bevolking van het Graafschap Holland redelijk welvarend. Naar de maatstaven van die tijd waren ook de lonen hoger dan elders. Echter ook de belastingen waren hoger en talrijker dan in andere gewesten. Door de vele impost - belastingen op de eerste levensbehoeften, waaronder voedsel, betaalden de rijken even weinig als de armen veel ! Het Gooi als oostelijke appendix van Holland , was een arm gebied. Bovendien lag deze grensstreek in het opmarsgebied naar Amsterdam. Zogenaamde vriend (het Staatse huurleger), als vijand (Spanjaarden, Fransen en Pruisen) plunderden er. De Gooise bevolking had dus in oorlogstijd te lijden van de militaire overlast en in vredestijd van de fiscale overlast. Daarbij kwam de telkens terugkerende veepest. Verder de grote brand in Naarden (17e eeuw) , Blaricum ( 1696) en Hilversum (18e eeuw ) . Een van de talrijke belastingen was de VERPONDING. In 1628 werd deze in Holland ingesteld op onroerende goederen. De tarieven werden in stad en land even willekeurig bepaald, als bij de huidige onroerend zaak belasting. De verpondingskohieren werden in 1731/32 vernieuwd. Daarbij kreeg elk pand een verpondingsnummer en werd belast met de 12e penning van de huurwaarde per jaar. (het 12e gedeelte of 8 1/3 %) De streek archieven te Hilversum en Naarden bezitten de plaatselijke verpondingsregisters vanaf 1732 t/m 1806. Daarop zijn de gegevens van elk pand vermeld, het verpondingsnummer, vorige en volgende eigenaar, soms de huurder, het oude en het nieuwe verpondingsbedrag. De zelfde gegevens bestaan ook voor grondpercelen, alleen zijn die niet aangeduid met een nummer. Van de grond wordt wel de oppervlakte en vaak de veldnaam gegeven. Ieder boek is voorzien van een alfabetische index op voornaam van de eigenaren. De laatste jaren voor 1800 zijn interessant als schakel tussen de primitieve administratie van de oude Republiek en het in 1832 ingevoerde kadaster. Einde 18e eeuw zijn enkele militaire landkaarten van het Gooi gemaakt. Tussen het laatste kwart van die eeuw en 1832 is er weinig veranderd in de topografie van het Gooi. Het is dus mogelijk een soort kadaster kaart te maken van de toestand van omstreeks 1750. Daartoe is ook speurwerk in de notariele akten nodig. De oude transportakten vermelden belende buren van grond en bij het huis ook nog het verpondingsnummer. De eerste jaren na 1832 komen in akten, naast het kadasternummer, vaak nog de buren en ook veldnamen voor. Achttiende eeuwse plattegronden, met gegevens van Naarden, Bussum, Laren en Blaricum zijn praktisch gereed. Het verpondingsbedrag van relatief kleine grondpercelen blijkt soms hoger dan een gemiddeld huis. In vergelijking met welvarende steden was de huizen verponding in Naarden en de dorpen laag. Daar stond tegenover, dat de boerderijen eenvoudig waren en de boeren veel verponding betaalden voor onvruchtbare grond. Het grondbezit van de boeren was in het algemeen klein, de oppervlakte wisselde sterk. Veel grond was in handen van de landgoed eigenaren en sommige regenten families. Van iedere Gooise gemeenten liggen er belasting boeken in Hilversum of Naarden. Het streekarchief van Hilversum bezit kohieren van Hilversum, Laren en Blaricum. Blaricum heeft er slechts twee, de ene ( nr. 319) is van 1732 t/m ca. 1760 , de andere (nr. 320) is uit ca. 1760 t/m 1806. Het Stadsarchief van Naarden bezit verschillende kohieren van Naarden, Bussum en Huizen. Het oudste van Naarden (OAN 123) begint in 1732, de laatste (OAN 122*) van 1786 - 1805. Onderzoeks resultaten Blaricum Van veel Blaricumse boerderijen zijn de ligging en de eigenaren tot 1732 terug te vinden. De vraag blijft, of op het gevonden perceel een nog bestaande boerderij stond. Mogelijk is te zien hoe een boerderij 'thuis te brengen' is. Bij vergelijking tussen de beide kohieren blijkt, dat de volgorde van de panden door de jaren heen ongeveer gelijk is gebleven. De nummering verspringt soms met een of meer cijfers. Twee voorbeelden uit Blaricum hoe gegevens uit een belasting boek van omstreeks 1800 gekoppeld kunnen worden aan de eerste kadasterkaart uit 1832. ... |

Situatie op de Kadasterkaart van 1832 "Jacob Jacobsz de Jong" In de boedelscheiding van Jacob Jacobsz de Jong (de jonge) uit 1835, wordt huis, erve en tuin genoemd volgens kad. nr. B 257, 258 en 259. De belendende buren waren Jacob van Rhenen ten zuiden en Hendrik de Graaf ten noorden. Genoemd huis had Jacob in 1799 geerfd van zijn vader Jacob Jacobsz de Jong (de oude) In het verpondingskohier nr. 320 staat op fol. 26: "Jacob Jacobsz de Jong, Huis van sijn vader f 1.0.-. " Het verpondingsnummer is No 64. Het voorgaande kohier nr. 319 geeft bij het overeenkomstige pand (No 63) als eigenaar Jan Gerritsz Lamphen. De huurwaarde per jaar was toen f 12.-, gelijk aan ca. 75 jaar later. |

II Situatie op Kadasterkaart van 1832 "Willem Klaasz Roozendaal" Willem Roozendaal (ca. 1836) bezat volgens het kadaster uit 1832, huis, erve en tuin nr. B 270 en 271. Dit had hij in 1802 gekocht voor f 373.13.-- van Mietje Willemse Hogeboom, de weduwe van Willem Jansz de Gooijer. Inclusief de hoge bijkomende kosten betaalde hij f 391.13.-- De belendende buren waren Lammert de Zaaijer ten noordwesten en de gemeene weg ten zuidoosten. In de kohieren nr. 319 en 320 staat bij No 67 de koper Roozendaal en de verkoper de weduwe Willem Jansz de Gooijer. De voorgaande eigenaar was Willem de Gooijer's eerste schoonvader, Jan Gijsbertsz Kramer. Het verpondingsbedrag was onveranderd f 1. 8.-- (een gulden, 8 stuivers, 0 penningen) De huurwaarde bedroeg dus 12 x f 1,40 = f 16,80 voor een verkoopwarde van f 373,65. Het pand No 59, dat dezelfde Willem de gooijer kocht van de schout George Brachet, had in beide kohieren een huurwaarde van f 19,20. De verkoopprijs bedroeg in 1776 en 1796, resp. f 403.- en f 405. 5.--. Uit de verkopingen van No 67 en No 59 uit 1802 en 1796 blijkt, dat de huurwaarde ca. 4,5 % van de verkoopwaarde was. Kohier nr. 320 geeft voor de Blaricummers aan als huurwaarde: het hoogst f 19,80 en het laagst f 10,20. Alleen de molen was f 90.- in 1732. |